Wist u dat…? – In gesprek met Johannes Reef

Wist u dat het INTERREG kaderproject in de EUREGIO zich inzet voor de digitalisering van het onderwijs?

In de nieuwe editie van “Wist u dat…” gaan we  in op het thema digitalisering in het onderwijs. In het INTERREG VA klein project ‘DIGITA(A)L EUREGIO EDUCATION – Digitalisering in het onderwijs’ gaan onder leiding van leadpartner DNL-contact verschillende partners met elkaar aan de slag om een strategie te ontwikkelen die leraren moet helpen leren om te gaan met digitaal lesgeven. Dit is nog maar eens extra relevant gebleken sinds de uitbraak van het coronavirus begin dit jaar. Een goede digitale leeromgeving is uitermate belangrijk. De EUREGIO sprak met Johannes Reef, die het project begeleidt, over de digitalisering van het onderwijs en over de voortgang van het project, dat door het INTERREG kaderproject ondersteund wordt.

EUREGIO_-_Interview_Johannes_Reef_-_©Henk_van_Raij

Hoe denkt u dat het onderwijs en de manier van lesgeven veranderd is door Corona?

Vooral in de tijd van de eerste lockdown, toen de scholen gesloten waren, is het onderwijs behoorlijk veranderd. Er waren scholen waar nauwelijks (digitaal) onderwijs heeft plaatsgevonden. Wat wij gemerkt hebben is dat de manier en kwaliteit van onderwijs als er wel digitaal les werd gegeven in sterke mate afhankelijk was van de digitale mogelijkheden die de docenten tot hun beschikking hadden. Voor sommige leraren was dit ook makkelijker op te pakken dan voor anderen. Dit is een tijd lang een probleem geweest maar zo langzamerhand begint in Duitsland en Nederland het besef door te dringen dat we toch moeten nadenken over het structureel digitaal les geven in de toekomst. Want hoe je het ook wendt of keert, in de toekomst zal je er voor moeten zorgen dat er digitaal les kan worden gegeven. En dat is ook de motivatie geweest voor ons project.

Dus u gaat er eigenlijk wel vanuit dat deze trend van digitalisering in het onderwijs zich door zal zetten in de toekomst?

Ja, ik denk van wel. aan de ene kant omdat we nog een tijdje zullen worstelen met het coronavirus , maar ook los van de pandemie zie ik dat de digitale ervaringen die we nu al hebben opgedaan enorm veel veranderingen hebben gebracht.

Je mist wel de persoonlijke contacten, die kun je nergens door vervangen. Dat is gewoon zo. Maar toch denk ik dat de digitalisering ook in het onderwijs een belangrijkere rol gaan spelen. Een combinatie van analoog en digitaal lesgeven zou heel goed de oplossing van de toekomst kunnen zijn.

U benoemde net al even dit project ‘DIGITA(A)L EUREGIO EDUCATION – Digitalisering in het onderwijs’. Wat zijn uw ervaringen met dit initatief en welke partners zijn hierbij betrokken?

We hebben in het project de hogescholen die zich met digitalisering van het onderwijs bezig houden op wetenschappelijk, didactisch en pedagogisch niveau uitgenodigd. Die hebben we uit de regio bij elkaar gehaald om allereerst kennis uit te wisselen. Hierbij betrokken zijn het Saxion, de APO (Academie Pedagogisch Onderwijs), het IBL (institut für berufliche lehrerbildung) van de Fachhochschule Münster en het ‘Zentrum für Lehrerbildung’ van de Unversität Münster. Ook de Arizona State University is erbij betrokken. Zij zijn namelijk gespecialiseerd in de digitalisering van het onderwijs. We zijn erg blij met deze samenwerking.  Al deze partners zijn dus eigenlijk bij dit project betrokken als instanties die toekomstige leraren en docenten opleiden. Want de grootste uitdaging voor digitaal onderwijs is nu nog het digitaal vaardig maken van de docenten. De techniek kun je aanschaffen. Als school kun je er voor zorgen dat de randvoorwaarden gecreëerd zijn. maar hoe zorg je er voor dat straks alle docenten de bekwaamheid hebben om daar mee om te gaan? Daarom hebben wij deze partners bij elkaar gebracht om ervoor te zorgen dat toekomstige docenten deze bekwaamheid meekrijgen, maar ook om een stukje bijscholing aan te bieden op scholen.

“Het belangrijkste doel van dit project is eigenlijk om strategieën op te stellen hoe we docenten zo goed mogelijk met de digitale leeromgeving om kunnen laten gaan. Dat is wat we willen bereiken.”

Voor de docenten is het natuurlijk een erg lastige situatie. Zij moeten plotseling van vandaag op morgen digitaal lesgeven. Dat is iets heel anders dan lesgeven in de klas. Dit vraagt enorme inspanningen van de docenten. Het is zo anders, je hebt minder feedback van de leerlingen, de interactie is veel moeilijker. Hoe kun je met deze problemen omgaan?

Is dit ook iets waarbij tijdens de workshops en bijeenkomsten van het project aandacht aan wordt besteed?

Ja. De eerste workshop die we hadden was eigenlijk niet voor leraren. We zijn een niveau daarboven begonnen, met een workshop voor het school management, beleidsmakers en lokale en regionale politici. Dat zijn uiteindelijk de toezichthoudende instanties op het onderwijs die er voor moeten zorgen dat de randvoorwaarden voor digitaal onderwijs ook daadwerkelijk aanwezig zijn op de scholen. Daarom zijn we met deze doelgroep begonnen. We hebben gekeken waar de knelpunten en problemen liggen, maar ook naar wat kunnen wij in Duitsland en Nederland van elkaar kunnen leren op dit gebied. Dat was een belangrijke doelstelling. Daarnaast willen we graag een netwerk creëren. We willen dus graag dat de instanties die hebben deelgenomen contact houden met elkaar en ook met de scholen die meedoen aan dit project.  De volgende bijeenkomst zal zich bijvoorbeeld puur op docenten richten. Daar willen we de feedback van de docenten over het digitale lesgeven horen. Hoe hebben zij dit ervaren en waar zien zij de problemen.

U noemde het net al even, het belang van de Nederlands-Duitse samenwerking op dit gebied. Wat kunnen wij, Nederlanders en Duitsers, nog van elkaar leren?

Over het algemeen kunnen we zeggen dat in Nederland meer ervaring is met digitaal onderwijs dan in Duitsland. De technische voorzieningen aan Nederlandse scholen zijn over het algemeen, ook al in de tijd voor corona, verder dan in Duitsland. In Nederland was een digitale leeromgeving heel vaak al vanzelfsprekend. Veel Duitse scholen hebben dat nog niet. De startvoorwaarden waren dus erg verschillend. Tijdens onze workshops bleek ook dat er in Duitsland over gediscussieerd wordt of we voor alle scholen één digitaal systeem moeten maken waar zij allemaal in kunnen werken of dat elke school zijn eigen digitale systeem heeft, zoals in Nederland. Waar het in Duitsland nu dus nog veel over de techniek gaat, heeft men het in Nederland meer over de didactiek. Hier kunnen we nog veel van elkaar leren. Daarom is het ook zo mooi dat dit als grensoverschrijdend project wordt opgepakt, want de gesprekken en het uitwisselen van ervaringen levert ontzettend veel kennis op.

Hoe verloopt deze Nederlands-Duitse samenwerking?

De samenwerking verloopt heel goed. Iedereen spreekt zijn eigen taal. Af en toe vertalen we nog wel eens een stukje tussendoor maar over het algemeen verlopen onze overleggen goed. De taal is geen remmende factor. We zijn tevreden hoe het project tot nu toe verloopt en het is misschien ook interessant om te melden dat wij nu samen met de betrokken hogescholen en een universiteit uit Tsjechië en Portugal een Erasmus + aanvraag hebben ingediend voor een strategisch partnerschap over digitaal onderwijs. We hopen hiermee nog meer van elkaars ervaringen en kennis te leren.

Wordt er ook nog rekening gehouden met leerlingen die thuis niet altijd een computer of laptop tot hun beschikking hebben vanwege eventuele financiële problemen thuis?

Dat is moeilijk. We hebben binnen dit project de middelen niet om dit probleem op te lossen. Wij beschouwen dit klein project eigenlijk als een springplank om naar een groter project te komen, misschien in de komende subsidieperiode INTERREG VI. Wat ook echt wel nodig is omdat we met het thema digitalisering in het onderwijs nog zeker een aantal jaren te maken hebben. Wat we wel doen, als instituten die zich bezighouden met digitalisering, is openstaan voor vragen uit het veld. We doen ons best om deze dan te beantwoorden en anders door te zetten naar de verantwoordelijke instanties.

Wat zou voor u het ideale toekomstscenario zijn voor ‘DIGITA(A)L EUREGIO EDUCATION – Digitalisering in het onderwijs’?

We gaan straks nog de workshop met de docenten doen en dan hebben wij een lijst met knelpunten in het veld die opgelost moeten worden. Dat gaan we redden. Wat ook gaat lukken is het uitwerken van oplossingsstrategieën. Dat is wat wij van ons project verwachten en dat zullen we doen. Maar de volgende stap zou dan zijn om die oplossingsstrategieën ook in de praktijk toe te passen. Daar zouden wij graag aan verder willen werken volgend jaar. Daarvoor zullen wij straks ook zeker een INTERREG VI projectaanvraag uitwerken, waar dan natuurlijk ook nog andere partners bij aansluiten. Dan zouden we ook de mogelijkheden hebben om echt naar de scholen te gaan om heel gericht die omslag naar het digitale onderwijs te maken.

Verdere informatie over het project op de projectwebsite: www.dnl-contact.de/digitalisering.

Het project DIGITA(A)L EUREGIO EDUCATION Digitalisering in het onderwijs wordt door de Europese Unie gefinancierd in het kader van het INTERREG VA Deutschland Nederland programma. Leadpartner is DNL-contact, projectpartners zijn de Academie Pedagogiek & Onderwijs van de Saxion Hogeschool Enschede, het Institut für Berufliche Lehrerbildung van de FH Münster en het Zentrum für Lehrerbildung van de WWU Münster.

Dit interview werd gehouden door Tom Groenewold.