Dr. Scheipers, Regierungsvizepräsident van Münster, overhandigt nieuwe beschikkingen voor Interreg VI-projecten

Het nieuwe subsidieprogramma Interreg VI Deutschland-Nederland draait momenteel op volle toeren. Dit betekent dat aanvragen voor nieuwe samenwerkingsprojecten worden ingediend, beoordeeld en worden voorgelegd bij één van de Stuurgroepen. De eerste projectaanvragen hebben de aanvraagprocedure inmiddels met succes doorlopen en zijn gestart met het behalen van de projectdoelen. De projectaanvragers werden projectpartners en werken gezamenlijk aan een innovatiever, groener en verbonden programmagebied.

De eerste projecten werden goedgekeurd in de programmabrede en regionale Stuurgroepen van het Interreg-programma, waarbij de Regierungsvizepräsident van Münster, Dr. Scheipers, de voorzittersrol op zich neemt in de Regionale Stuurgroep EUREGIO. De goedkeuring van de eerste projecten is een bijzonder moment voor het programma en daarom werden vertegenwoordigers van de twee grensoverschrijdende projecten AGIT en Euregionale Kenniswerkplaatsen uitgenodigd om bij de Bezirksregierung in Münster de officiële beschikking in ontvangst te nemen. Bij de ontmoeting tussen de projectpartners en Dr. Scheipers overhandigde Dr. Scheipers de beschikking aan Frederik Wanink van DNL-contact voor het project AGIT en ontving Marcel Wiggers namens het ROC van Twente de beschikking voor het project Euregionale Kenniswerkplaatsen. Deze beschikking maakt de Duits-Nederlandse initiatieven tot een officieel project binnen het Europese subsidieprogramma. Vervolgens gingen de aanwezigen in gesprek over hoe de projecten de aankomende jaren zullen bijdragen aan de samenwerking tussen Nederlandse en Duitse individuen en organisaties en werd de projectpartners veel succes gewenst.

Links Frederik Wanink, rechts Dr. Scheipers

Links Marcel Wiggers, rechts Dr. Scheipers

Het project AGIT garandeert de samenwerking tussen Nederland en Duitsland in de agrarische sector. Een projectteam met 9 MKB-bedrijven en de FH Münster gaan gezamenlijk aan de slag met de ontwikkeling van 12 landbouwinnovaties die eveneens als pilot zullen worden uitgewerkt en getest. In de kern gaat het om de consequente verlaging van de energiebehoefte door lichtgewicht constructies en efficiënte elektrische aandrijvingen die met waterstof uit CO2-vrije bronnen van de boerderij, zoals wind- en zonne-energie worden aangedreven. Op deze manier worden werkzaamheden die horen bij bewerkingen op het land, zoals bemesting, onkruidbestrijding en oogsten minder belastend voor het milieu. Een geplande innovatie is bijvoorbeeld de ontwikkeling van een waterstoftankstation. Deze is nodig om energie die wordt opgewekt uit PV-installaties om te zetten in waterstof, wanneer de productie bij te veel zon wordt afgeknepen door een beperkte netaansluiting. In plaats van dat elektriciteit verloren gaat, wordt het opgeslagen in waterstof en kan het op momenten worden ingezet wanneer de weersomstandigheden minder gunstig zijn voor het energieverbruik, zoals bij veel wind en weinig zon. De innovatie zorgt er voor dat de boer altijd duurzame energie beschikbaar heeft en minder vaak een beroep hoeft te doen op het normale energienet. Daarbij ontvangt de boer in kwestie een lagere energierekening, doordat eigen gewonnen energie regelmatiger en zuiniger wordt ingezet. In totaal wordt er in dit Duits-Nederlandse project 5.815.945 miljoen euro geïnvesteerd. Daarvan wordt circa 55% door de EU en Interreg-partners beschikbaar gesteld. De overige 45% is een eigen bijdrage van de projectpartners. Het project eindigt in het najaar van 2025. Voor vragen over het project kan contact worden opgenomen met de projectleider Frederik Wanink (wanink@dnl-contact.de)

In het project Euregionale Kenniswerkplaatsen staat het ontwikkelen en op gang brengen van Duits-Nederlandse kenniswerkplaatsen centraal. De projectpartners omschrijven een kenniswerkplaats als een ontmoetingsplatform waar scholen, docenten en studenten, bedrijven en kennisinstellingen elkaar ontmoeten om samen innovaties te delen, te bevorderen en deze werkenderwijs te ontwikkelen. De bedoeling is om opleidingen in het programmagebied van Interreg zodanig te verrijken en te laten aansluiten op de eisen van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt, dat studenten na de afronding van hun opleiding in Nederland én Duitsland kunnen werken. Het project richt zich op studenten die een beroepsopleiding volgen. Gedurende de projectlooptijd zullen studenten bekend worden gemaakt met de kansen die het buurland biedt en zullen zij zich euregionale competenties, zoals de andere bedrijfscultuur en de vreemde taal eigen maken. Daarbij worden o.a. studentenuitwisselingen, bedrijfs- en instellingsbezoeken, maar ook korte en langere stages georganiseerd en ontwikkelen scholen en bedrijven werkopdrachten voor de Duitse en Nederlandse studenten. Verschillende actuele vraagstukken uit de disciplines van bijvoorbeeld de techniek, bouw, hospitality en maatschappelijk werk komen hierin terug. De bedrijven en instellingen geven input voor de ontwikkeling van euregionale competenties en begeleiden de studenten bij de uitvoering van de werkopdrachten. Zij spelen een belangrijke rol, omdat de kenniswerkplaatsen willen inspelen op de actuele behoeften van de euregionale arbeidsmarkt. De gezamenlijk verworven nieuwe kennis en inzichten worden ten slotte in het beroepsonderwijs verankerd. In totaal wordt er 1.999.142 miljoen euro in dit onderwijsproject gestoken, waarvan circa 70% afkomstig is uit EU- en nationale middelen en het overige percentage van 30% wordt ingelegd door de projectpartners zelf. Het project eindigt in het najaar van 2026. Voor vragen over het project kan contact worden opgenomen met de projectleider Rob Rouwers (rrouwers@rocvantwente.nl) of met Marcel Wiggers, manager International Office (mwiggers@rocvantwente.nl).

In het Interreg VI-programma staat in totaal 465 miljoen euro ter beschikking om de samenwerking in de grensregio’s een boost te geven. De financiering is afkomstig uit fondsen van de Europese Unie en programmapartners bestaande uit Nederlandse en Duitse ministeries en provincies. Organisaties uit Nederland en Duitsland met een projectidee kunnen zich melden bij het regionale programmamanagement van Interreg in Gronau, Kleve, Bad Nieuweschans of Mönchengladbach. Zij zijn het eerste aanspreekpunt van het Interreg-programma en adviseren organisaties bij het indienen van een subsidieaanvraag. De contactgegevens van de RPMs kunt u hier vinden: https://deutschland-nederland.eu/nl/contact/.